Begrippen

PLURIFORMITEIT IN NEDERLAND


  • Cultuur: 

Alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen.

  • Nature-naturedebat:

de discussie om de oorsprong van de eigenschappen van een individu. In deze discussie bestaan meerdere standpunten, die variëren tussen twee extremen:

  - Alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door aanleg.

  - Alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door opvoeding.

  • Cultuurkenmerk:

Typerende dingen waaraan je een cultuur kunt herkennen zoals symbolen  als feestdagen, kleuren (oranje, rood, wit, blauw) , kennis etc.

  • Cultuurgroep:

Mensen met een gemeenschappelijke cultuur.

  • Multicultureel:

Veelzijdig, mensen met verschillende culturen die samen komen.

  • Allochtoon:

Iemand die zelf of van wie ten minste één van de ouders in het buitenland geboren is.

  • Autochtoon:

Mensen die wonen in een land war zij net als hun ouders zijn geboren en opgegroeid.

  • Pluriforme samenleving:

Veelvormig, veel  cultuurgroepen samen.

  • Culturele diversiteit:

Er bestaan veel verschillende cultuurgroepen.

  • Grondwet:

Wet waarin de voornaamste regels staan voor het regeren en onderhouden van een land.

  • Dominante cultuur:

 Alle kenmerken die geaccepteerd worden door de meeste mensen binnen een samenleving.

  • Tolerantie:

Het makkelijk accepteren van andersdenkenden.

  • Subcultuur:

Wanneer binnen een groep bepaalde waarden, normen en andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur.

  • Tegencultuur:

Groepen die zich duidelijk verzetten tegen (delen van) de dominante cultuur of daar zelfs een bedreiging voor vormen.

  • Feminisme:

Maatschappelijke en politieke stroming die streeft naar dezelfde rechten en mogelijkheden voor vrouwen zoals die gelden voor mannen.

  • Antiglobalist:

Iemand die zich verzet tegen economische samenwerking van rijke landen en de negatieve gevolgen daarvan voor milieu en derde wereld.